Dokters hebben depressie altijd gezien als iets dat zich onderscheid van normale somberheid, maar de ideeën over de oorzaak en de beste behandelmethode zijn zeer veranderd door de jaren heen.
Oude Grieken en Middeleeuwen
In de 5e eeuw voor Christus geloofde de filosoof Hippocrates dat het lichaam bestond uit vier verschillende lichaamssappen (slijm, bloed, gele gal en zwarte gal) en dat teveel zwarte gal zou resulteren in melancholie. Door de Oude Grieken werd deze melancholie beschreven op een manier die lijkt op de hedendaagse beschrijving van depressie: aanhoudende donkere buien met een diepe, aanhoudende angst of somberheid die geen duidelijk aanwijsbare oorzaak heeft. De Grieken adviseerden een leefstijl die bestond uit voedingsvoorschriften, lichaamsbeweging, slaap, baden en massage. Zij hanteerden echter ook ruigere methoden zoals overgeven en aderlating. Later werd ook seks gezien als een goed geneesmiddel.
In de Middeleeuwen zag men depressief gedrag als een ziekte van de geest en het resultaat van bezetenheid door demonen. Van depressieve vrouwen werd gedacht dat zij heksen waren en zij werden daarom levend verbrand.
Biologische oorzaak
Pas in de 17e eeuw werd het idee verworpen dat depressie zijn oorzaak zou vinden in lichaamssappen of bezetenheid. Een neuroloog genaamd Thomas Willis omschreef melancholie als een vermindering van een ‘ontstoken vlam’ in het bloed, die als doel had om de hersens te verlichten. Door afname van het licht van deze vlam zou er duisternis in de hersenen ontstaan. Ondanks het feit dat Willis weinig nieuwe oplossingen bood om depressie aan te pakken, was hij de eerste die depressie gedeeltelijk toeschreef aan een biologische factor.
In de jaren hierna raakten allerlei remedies in en uit de mode, zoals kruidenmengels, opium, muziektherapie en draaistoelen die ervoor zouden zorgen dat mensen zo duizelig werden dat ze geen pijn meer konden voelen.
Elektroshock
In 1938 werd de elektroshock uitgevonden door twee Italiaanse artsen. Sommige psychisch zieken leken zich beter te gaan voelen als er een epileptische aanval bij hen werd uitgelokt. Deze behandelmethode had echter ernstige bijwerkingen, zoals geheugenverlies en angstaanvallen. Ook werd deze behandeling soms ingezet als dreigmiddel om lastige patiënten onder controle te houden.
Eerste antidepressiva
In 1950 kwamen artsen eindelijk op het idee om een combinatie van chemische stoffen in te zetten tegen depressie. Het eerste middel werd bij toeval gevonden, toen het werd gebruikt om patiënten met tuberculose te behandelen. Deze patiënten veranderden van bedlegerige mensen in euforische, energieke wezens die ‘door de gangen dansten’. In 1957 werd daarom besloten om dit middel, iproniazide, te gebruiken voor de behandeling van een kleine groep psychiatrische patiënten.
Volgens deze studie werd 70% van deze mensen vrolijker en socialer. Aan het eind van dit decennium slikten rond de 400.000 mensen met depressie dit medicijn. Maar al snel ontdekten artsen dat de pillen een verhoogde kans gaven op leverschade. Dit middel verdween dan ook van de markt in 1961.
Een ander experimenteel medicijn, imipramine, was oorspronkelijk bedoeld als antipsychoticum, maar bleek veel beter werken voor mensen met depressie. Deze eerste antidepressiva hadden nare bijwerkingen, maar hebben wel aan de oorsprong gestaan van het ontwikkelen van de meest voorgeschreven middelen bij depressie van vandaag de dag.
Neurotransmitters
Toen men in de zeventiger jaren probeerde te ontdekken wat maakte dat deze medicijnen werkten, werd er ontdekt dat er bij depressieve patiënten iets mis was met sommige boodschapperstoffen, neurotransmitters, in de hersenen. De aandacht richtte zich vooral op noradrenaline en serotonine. Deze stoffen werden verantwoordelijk geacht voor respectievelijk bewegings- en stemmingsproblemen.
Lees ook: Miltown: de moeder van de antidepressiva
SSRI’s en MAO-remmers
In 1987 bracht het farmaceutische bedrijf Eli Lilly het middel Prozac op de markt. Dit werd een groot succes; in slechts drie jaar tijd werd het door 2 miljoen mensen overal op de wereld gebruikt. Andere farmaceutische bedrijven begonnen middelen te ontwikkelen die op Prozac gebaseerd waren. Deze SSRI’s (serotonineheropnameremmers) behoren nog steeds tot de meest succesvolle middelen op de markt, maar ze zijn verre van perfect. Ze kunnen ervoor zorgen dat mensen zich aan het begin van de behandeling slechter voelen dan ervoor. Maar als ze eenmaal werken, dan kunnen ze levensveranderd zijn.
35% van de mensen die SSRI’s gebruiken genezen hierdoor volledig.
SSRI’s vallen onder de groep van van antidepressiva die heropname remmen, waardoor benodigde stoffen langer in het lichaam blijven.
Hiernaast heb je ook MAO-remmers. Deze verminderen de werking van het MAO-enzym, waardoor de stoffen serotonine, noradrenaline en dopamine minder snel worden afgebroken en de concentratie van deze stoffen in het lichaam stijgt. Het bij toeval ontdekte eerdergenoemde iproniazide valt onder deze groep.
Onderzoek niet ten einde
Na vele eeuwen onderzoek naar de behandeling van depressie, kunnen we concluderen dat er gelukkig een aantal effectieve middelen op de markt zijn gekomen. Het blijft voor onderzoekers nog steeds een raadsel waarom er mensen zijn voor wie geen enkel middel lijkt te werken.
Het onderzoek naar middelen tegen antidepressiva is nog lang niet ten einde. Het zoeken blijft naar een medicijn met een grotere slagingskans en een snellere werking. Tot die tijd blijft het vaak experimenteren en hopen dat je één van de gelukkigen bent voor wie het medicijn wel werkt.
Lees ook: Ketamine tegen depressie
Lees ook: Miltown: de moeder van de antidepressiva