In 1964 werd de 28-jarige Kitty Genovese in New York City buiten haar appartement verkracht en doodgestoken. The New York Times bericht twee weken later dat 38 getuigen de aanval zagen, maar dat niemand tussenbeide kwamen of de politie belde.
De berichtgeving schokte de media en het effect werd vervolgens uitgebreid door psychologen onderzocht. Het werd het omstandereffect of bystander-effect gedoopt: een sociaal-psychologisch fenomeen waarbij omstanders slachtoffers niet helpen als er ook andere personen in de buurt zijn. Hoe meer mensen aanwezig zijn, hoe minder waarschijnlijk het is dat een van hen zal ingrijpen.
Dit zou komen omdat elke getuige een “verspreiding van verantwoordelijkheid” voelt. Als je gelooft dat een ander persoon zal ingrijpen voel je je minder verantwoordelijk dat te doen. En als er niemand tussenbeide komt kun je denken dat ingrijpen niet belangrijk is, waardoor je je volledig van je persoonlijke verantwoordelijkheid ontdoet.
Bewijs voor het omstandereffect
In een serie klassieke studies vonden de onderzoekers Bibb Latané en John Darley dat de hoeveelheid tijd die de deelnemer nodig heeft om in actie te komen en hulp te zoeken varieert, afhankelijk van het aantal andere waarnemers in de kamer.
In één experiment werden de proefpersonen in een van de drie behandelcondities geplaatst: alleen in een kamer, met twee andere deelnemers of met twee medewerkers van de studie die zich als normale deelnemers voordeden.
Terwijl de deelnemers vragenlijsten invulden werd de kamer langzaam gevuld rook. Wanneer de deelnemers alleen waren, meldde 75% de rook. Daarentegen meldde slechts 38% van de deelnemers in een kamer met twee andere mensen de rook. In de laatste groep merkten de twee medewerkers in het experiment de rook op en negeerde dit vervolgens, waardoor slechts 10% van de deelnemers de rook rapporteerde.
Aanvullende experimenten van Latané en Rodin (1969) wezen uit dat 70% van de mensen een vrouw in nood zou helpen als zij de enige getuige waren. Maar slechts ongeveer 40% bood hulp aan als er ook andere mensen aanwezig waren.
Auteurs van een prominente meta-analyse uit 1981 vatten uiteindelijk meer dan 50 relevante studies samen en verklaarden dat het omstandereffect “de tests van tijd en replicatie heeft doorstaan” (Latané & Nida, 1981).
Bewijs voor safety in numbers
in 2008 kwam de waarheid over deze meta-analyse naar buiten: Er was een fout in de berekeningen. Uit een heranalyse bleek dat hoe meer omstanders er waren, hoe groter de kans was dat een slachtoffer hulp zou krijgen, althans wanneer de omstanders elkaar niet allemaal konden zien (Stalder, 2008).
Wat gebeurde er echt met Kitty Genovese?
De afgelopen jaren is ook de verklaring van de New York Times en daarmee de basis van de alom bekende psychologische theorie in twijfel getrokken. In een artikel in het septembernummer 2007 van American Psychologist werd geconcludeerd dat het verhaal grotendeels verkeerd is weergegeven, vooral door de onnauwkeurigheden die herhaaldelijk in krantenartikelen en psychologische lesboeken zijn gepubliceerd.
Later onderzoek wees uit dat er veel minder mensen getuige waren van de aanval op Kitty Genovese dan door de krant werd gemeld, dat ten minste één van de getuigen contact opnam met de politie, en dat zeker een gedeelte van de getuigen alleen maar geschreeuw hoorden en niets konden zien.
Na de dood van de veroordeelde moordenaar van Kitty in 2016 gaf The New York Times een verklaring af, waarin ze hun oorspronkelijke melding van de misdaad “gebrekkig” noemden.
“Hoewel er geen twijfel over bestond dat de aanval plaatsvond, en dat sommige buren schreeuwen om hulp negeerden, was het fout om 38 getuigen als volledig bewust van het voorval en niet reagerend te schetsen,” luidde de verklaring. “Het artikel overdreef het aantal getuigen en wat zij hadden gezien. Geen enkele getuige zag de aanval in zijn geheel.”
Recente studie naar surveillance-camerabeelden
Een onderzoek uit 2019 suggereert dat het omstandereffect grotendeels een mythe kan zijn. Het onderzoek maakt gebruik van beelden van meer dan 200 incidenten die zijn opgenomen door bewakingscamera’s in Amsterdam, Kaapstad en Lancaster.
Onderzoekers bekeken de beelden en codeerden de aard van het conflict, het aantal directe deelnemers en het aantal omstanders. Omstanders werden gemarkeerd als ze verschillende handelingen probeerden te verrichten, waaronder vriendelijke gebaren maken, kalmerende aanrakingen geven, het blokkeren van contact tussen de vechtende partijen, het troosten van slachtoffers van agressie, het verlenen van praktische hulp aan een fysiek gewond slachtoffer, of het vasthouden, duwen of wegtrekken van een aanvaller.
Uit het onderzoek blijkt dat in negen van de tien incidenten ten minste één omstander ingrijpt, met een gemiddelde van 3,8 mensen die een interventie deden. De onderzoekers concluderen daarnaast dat de aanwezigheid van meer omstanders de waarschijnlijkheid dat iemand ingrijpt vergroot, precies het tegenovergestelde van wat het omstandereffect voorspelt.
De onderzoekers wijzen erop dat het omstandereffect altijd bewezen werd in laboratoriumsetting. De bewakingsbeelden laten niet zien wat mensen denken dat ze in een experimentele setting moeten doen, maar wat ze daadwerkelijk doen in de echte wereld.
Waarom het omstandereffect niet omstreden wordt
Ondanks weerleggingen blijft het idee van het omstandereffect hardnekkig hangen. Het omstandereffect wordt nog steeds gezien als een veelvoorkomend probleem dat in tientallen jaren van wetenschappelijke experimenten is bewezen.
Veel mensen onthouden of geloven het omstandereffect eerder dan het bewijs dat er bijna altijd iemand is die helpt in een noodsituatie. Deze perceptie lijkt vooral gebaseerd te zijn op anekdotisch bewijs.
Dit is een bekende denkfout, de availability heuristic: iets dat je je kan herinneren voelt waarschijnlijker aan dan andere mogelijkheden. Wanneer je leest over iemand die wordt aangevallen waarbij toeschouwers geen actie ondernemen maakt dit je woedend en blijft dit hangen. In het algemeen krijgen levendige of enge verhalen daardoor te veel gewicht.
De meeste nieuwsberichten waarin geen omstanders helpen zijn waar (als we Kitty niet meerekenen), maar incidenten waarbij niemand ingrijpt lijken de uitzondering te zijn.
Bronnen
- Manning R, Levine M, Collins A. The Kitty Genovese murder and the social psychology of helping: the parable of the 38 witnesses. Am Psychol. 2007;62(6):555-62. doi:10.1037/0003-066X.62.6.555
- Darley JM, Latané B. Bystander “apathy.” American Scientist. 1969;57:244-268.
- Latané B, Darley JM. The Unresponsive Bystander: Why Doesn’t He Help? Prentice Hall, 1970.
- Solomon LZ, Solomon H, Stone R. Helping as a function of number of bystanders and ambiguity of emergency. Pers Soc Psychol Bull. 1978;4(2):318-321. doi:10.1177/014616727800400231
- Bibb Latané and Steve Nida, “Ten Years of Research on Group Size and Helping,” Psychological Bulletin 89 (1981): 308–24.
- Rachel Manning et al., “The Kitty Genovese Murder and the Social Psychology of Helping: The Parable of the 38 Witnesses,” American Psychologist 62 (2007): 555–62.
- Daniel R. Stalder, “Revisiting the Issue of Safety in Numbers: The Likelihood of Receiving Help from a Group,” Social Influence 3 (2008): 24–33,
- Richard Philpot et al., “Would I Be Helped? Cross-National CCTV Footage Shows That Intervention Is the Norm in Public Conflicts,” American Psychologist (June 3, 2019)
- Steven Pinker, “The Media Exaggerates Negative News: This Distortion Has Consequences,” Guardian, February 17, 2018