Theorieën over de ontwikkeling van kinderen zijn erop gericht te begrijpen en te verklaren hoe kinderen in de loop van hun kindertijd veranderen. Deze theorieën concentreren zich op verschillende aspecten van ontwikkeling, waaronder sociale, emotionele, en cognitieve groei. Als je je ooit afgevraagd hebt wat het menselijk denken en gedrag motiveert kunnen deze theorieën een nuttig inzicht verschaffen in individuele mensen of de maatschappij.
Inhoud van dit artikel:
Freud’s Psychoseksuele ontwikkelingstheorie
Volgens Freud’s psychoseksuele theorie verloopt de ontwikkeling van kinderen in een reeks stadia die gericht zijn op verschillende lustgebieden van het lichaam. Tijdens elk stadium komt het kind conflicten tegen die een belangrijke rol spelen in het verloop van de ontwikkeling.
Lees ook: Sigmund Freud: Wat is de psychoseksuele ontwikkeling?
Erikson’s Psychosociale Ontwikkelingstheorie
Erik Erikson werd beïnvloed door het werk van Freud, maar zijn eigen kinderontwikkelingstheorieën legden de nadruk op het belang van sociale ervaringen bij het vormen van de psychologische groei van een kind.c
Net als Freud’s theorie legt Erikson’s theorie van de psychosociale ontwikkeling een reeks stadia vast waar mensen doorheen gaan. In tegenstelling tot Freud’s theorie bestrijkt Erickson’s theorie de ontwikkeling over de hele levensloop, van geboorte tot dood. Freud meende dat de ontwikkeling op 5-jarige leeftijd grotendeels voltooid was, terwijl Erikson meende dat mensen zich tot ver op hoge leeftijd blijven ontwikkelen en groeien.
Lees ook: Erik Erikson: Wat is de psychosociale ontwikkeling?
Behavioristische denkbeelden over ontwikkeling
Behavioristische theorieën over de ontwikkeling van kinderen richten zich op hoe interactie met de omgeving het gedrag beïnvloedt. Deze theorieën gaan alleen over waarneembaar gedrag. Ontwikkeling wordt beschouwd als een reactie op beloningen, straffen, prikkels en bekrachtiging (conditionering).
Twee belangrijke gedragsprocessen die de ontwikkeling beïnvloeden zijn klassieke conditionering en operante conditionering:
- Klassieke conditionering houdt in dat er een associatie gevormd wordt tussen een voorheen neutrale stimulus en een stimulus die op natuurlijke en automatische wijze een respons teweegbrengt. Nadat een associatie gevormd is, brengt de eens neutrale stimulus nu helemaal vanzelf de respons teweeg.
- Bij operante conditionering gaat het om leren als gevolg van bekrachtiging of bestraffing. De gevolgen van een gedrag bepalen hoe waarschijnlijk het is dat dat gedrag in de toekomst weer zal voorkomen.
Piaget’s Cognitieve Ontwikkelingstheorie
De cognitieve theorieën over de ontwikkeling van kinderen richten zich op hoe de denkprocessen van een kind in de loop van de kindertijd veranderen. Een van de bekendste cognitieve theorieën is Piaget’s theorie van de cognitieve ontwikkeling.
Theoreticus Jean Piaget stelt dat kinderen anders denken dan volwassenen en maakte een stadiumtheorie van cognitieve ontwikkeling. Een andere belangrijke bijdrage die hij leverde was zijn aanname dat kinderen een actieve rol spelen in het verwerven van kennis over de wereld.
De vier stadia in Piaget’s theorie zijn:
- Het sensorimotorische stadium
- Het preoperationele stadium
- Het concreet operationeel stadium
- Het formele operationele stadium
Begrippen als schema’s, egocentrisme, accommodatie, en assimilatie staan centraal in Piaget’s theorie. Elk ontwikkelingsstadium wordt gekenmerkt door duidelijke veranderingen in hoe kinderen over zichzelf, anderen, en de wereld denken.
Lees ook: Jean Piaget: Wat zijn de stadia van cognitieve ontwikkeling?
Ainsworth & Bowlby’s hechtingstheorie
Ainsworth & Bowlby’s hechtingstheorie suggereert dat kinderen geboren worden met een aangeboren behoefte om hechtingsbanden te vormen. Zulke banden helpen bij het overleven door ervoor te zorgen dat het kind zorg en bescherming krijgt.
Deze theorie suggereert dat de relatie van een kind met zijn ouders of verzorgers de sociale en emotionele ontwikkeling tijdens de kindertijd beïnvloedt en dat deze vroege gehechtheid het hele leven door invloed blijft uitoefenen.
Mary Ainsworth bestudeerde hoe kinderen reageerden als ze zonder hun ouders in een kamer werden achtergelaten. Haar observaties van hoe kinderen reageerden als hun ouders weggingen, als ze weg waren, en als ze terugkwamen, leidden haar tot de conclusie dat er drie belangrijke gehechtheidsstijlen waren. Later voegden andere onderzoekers een vierde hechtingsstijl aan dit raamwerk toe.
- Veilige gehechtheid wordt gekenmerkt door een vermogen om liefdevolle en veilige relaties met andere mensen te vormen.
- Angstige gehechtheid wordt gekenmerkt door gevoelens van bezorgdheid, onzekerheid, en een angst voor verlating.
- Vermijdende gehechtheid wordt gekenmerkt door moeite anderen te vertrouwen, gebrek aan emotionele beschikbaarheid, en een angst voor intimiteit.
- Ongeorganiseerde gehechtheid wordt gekenmerkt door gemengd gedrag dat behoeftigheid en vermijding omvat.
Lees ook: Ainsworth & Bowlby: Attachement Theory (hechtingstheorie)
Urie Bronfenbrenner Ecologische Systeemtheorie
De psycholoog Urie Bronfenbrenner ontwikkelde een theorie die bekend staat als de ecologische systeemtheorie, die erop gericht is te begrijpen hoe complexe systemen van sociale relaties de ontwikkeling van een kind beïnvloeden. In plaats van zich te concentreren op stadia of directe relaties op zichzelf, kijkt de theorie naar de vele niveaus van invloed, waaronder gezin, leeftijdgenoten, maatschappij, cultuur, en gewoonten.
Bronfenbrenner suggereerde dat kinderen beïnvloed worden door een verscheidenheid van omgevingen (ecologische systemen genoemd), die op verschillende manieren met elkaar interageren.
Deze theorie van de ontwikkeling van kinderen suggereert dat er vijf invloedniveaus zijn die invloed hebben op een kind:
- Microsysteem: Dit omvat de directe omgeving van het kind
- Mesosysteem: Dit niveau omvat de interactie van de verschillende microsystemen in het leven van een kind
- Exosysteem: Dit omvat sociale structuren die indirect invloed hebben op een kind
- Macrosysteem: Dit niveau omvat de culturele en maatschappelijke factoren die de ontwikkeling van een kind kunnen beïnvloeden
- Chronosysteem: Dit niveau omvat de omgevingsveranderingen die tijdens het leven van een kind plaatsvinden
Lees ook: Urie Bronfenbrenner: Wat is de ecologische systeemtheorie?
Bandura’s sociale leertheorie
Bandura’s sociale leertheorie is gebaseerd op het werk van de psycholoog Albert Bandura. Bandura geloofde dat het behavioristische conditionerings- en bekrachtigingsproces het hele menselijke leren niet voldoende kon verklaren. Volgens de sociale leertheorie kan gedrag ook geleerd worden door observatie en modellering. Door het observeren van de handelingen van anderen, waaronder ouders en leeftijdgenoten, ontwikkelen kinderen nieuwe vaardigheden en verwerven ze nieuwe informatie.
Bandura’s sociale leertheorie suggereert dat observatie een cruciale rol speelt bij het leren, maar die observatie hoeft niet noodzakelijk de vorm aan te nemen van het kijken naar een levend model. Mensen kunnen ook leren door te luisteren naar mondelinge instructies over hoe een gedrag moet worden uitgevoerd, of door het observeren van echte of fictieve personages die gedrag vertonen in boeken of films.
Lev Vygotski socioculturele theorie
Net als Piaget geloofde Vygotsky dat kinderen actief en door praktijkervaringen leren. Zijn socioculturele theorie suggereert dat ouders, verzorgers, leeftijdgenoten en de maatschappij in het algemeen verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van hogere-orde functies. In Vygotsky’s visie is leren een inherent sociaal proces. Door interactie met anderen wordt het leren geïntegreerd in iemands begrip van de wereld.
Deze kinderontwikkelingstheorie introduceerde ook het concept van de zone van de naaste ontwikkeling (zone of proximal development); de kloof tussen wat een mens met hulp kan en wat hij op eigen kracht kan. Het is met de hulp van beter geïnformeerde anderen dat mensen in staat zijn geleidelijk te leren en hun vaardigheden en reikwijdte van begrip te vergroten.
Bronnen
- Barnes GL, Woolgar M, Beckwith H, Duschinsky R. John Bowlby and contemporary issues of clinical diagnosis. Attachment (Lond). 2018;12(1):35-47.
- Bellman M, Byrne O, Sege R. Developmental assessment of children. BMJ. 2013;346:e8687. doi:10.1136/bmj.e8687
- Börnert-Ringleb M, Wilbert J. The association of strategy use and concrete-operational thinking in primary school. Front Educ. 2018;0. doi:10.3389/feduc.2018.00038
- Cassidy J, Jones JD, Shaver PR. Contributions of attachment theory and research: a framework for future research, translation, and policy. Dev Psychopathol. 2013;25(4 Pt 2):1415-34. doi:10.1017/S0954579413000692
- Esteban-guitart M. The biosocial foundation of the early Vygotsky: Educational psychology before the zone of proximal development. Hist Psychol. 2018;21(4):384-401. doi:10.1037/hop0000092
- Fryling MJ, Johnston C, Hayes LJ. Understanding observational learning: an interbehavioral approach. Anal Verbal Behav. 2011;27(1):191-203.
- Keenan T, Evans S, Crowley K. An Introduction to Child Development. SAGE; 2016.
- Marwaha S, Goswami M, Vashist B. Prevalence of principles of Piaget’s theory among 4-7-year-old children and their correlation with IQ. J Clin Diagn Res. 2017;11(8):ZC111-ZC115. doi:10.7860%2FJCDR%2F2017%2F28435.10513
- Oklahoma State University. Cognitive development: The theory of Jean Piaget.
- Piaget J, Cook MT. The Origins of Intelligence in Children. New York, NY: International University Press; 1952.
- SUNY Cortland. Sensorimotor stage.