Erik Erikson: Wat is de psychosociale ontwikkeling?

erik erikson: wat is de psychosociale ontwikkeling?

Erik Erikson’s psychosociale ontwikkelingstheorie is één van de meest populaire en invloedrijke ontwikkelingstheorieën. De theorie is gebaseerd op het confronteren en oplossen van conflicten. Tijdens de confrontaties krijg je een gevoel van identiteit.

Erikson’s theorie beschrijft de impact van sociale ervaring gedurende het hele leven. Erikson was geïnteresseerd in hoe sociale interactie en relaties een rol speelden in de ontwikkeling en groei van de mens.

Erikson’s theorie werd beïnvloed door het werk van psychoanalyticus Sigmund Freud, maar wijkt af van Freud’s psychoseksuele ontwikkelingstheorie door de nadruk op seks weg te nemen en meer gefocust te zijn op levenslange ontwikkeling.

Lees ook Sigmund Freud: wat is de psychoseksuele ontwikkeling?

De 8 ontwikkelingsfasen van Erik Erikson

Erikson’s theorie over de psychosociale ontwikkeling omvat acht ontwikkelingsstadia. In elk stadium is er een ander specifiek conflict dat je moet oplossen om naar de volgende ontwikkelingsfase te gaan. Door de oplossing wordt je competent op een bepaald gebied van het leven.

Niemand zal in het conflict een gevoel van 100% de ene of 100% de andere kracht ontwikkelen. Erikson geloofde dat het bij een succesvolle ontwikkeling ging om het vinden van een balans tussen de twee krachten.

Als de fase goed wordt doorlopen voel je je ergens meester over, wat soms wordt aangeduid als egokracht of egokwaliteit. Als een fase niet goed wordt doorlopen en je niet in staat bent om een conflict in een bepaald stadium op te lossen zal je er later in je leven mee worstelen.

januari 1, 2019

Zuigeling (geboorte tot 18 maanden)

Conflict: Vertrouwen versus wantrouwen
Grote vraag: “Kan ik de mensen om me heen vertrouwen?”
Competentie: hoop
Mijlpaal: leren eten

Lees meer over fase 1

januari 1, 2019
januari 1, 2019

Vroege kindertijd (18 maanden tot 3 jaar)

Conflict: Autonomie versus schaamte/twijfel
Grote vraag: “Kan ik dingen zelf doen of ben ik afhankelijk van de hulp van anderen?”
Competentie: wilskracht
Mijlpaal: Zindelijk worden

Lees meer over fase 2

januari 1, 2019
januari 1, 2019

Peuter / kleuter (3 tot 6 jaar)

Conflict: Initiatief versus schuld
Grote vraag: “Ben ik goed of slecht?”
Competentie: Doelgerichtheid
Mijlpaal: Ontdekking

Lees meer over fase 3

januari 1, 2019
januari 1, 2019

Scholier (6 tot 11 jaar)

Conflict: Competentie versus minderwaardigheid
Grote vraag: “Hoe kan ik goed zijn?”
Competentie: Vertrouwen
Mijlpaal: lagere school

Lees meer over fase 4

januari 1, 2019
januari 1, 2019

Adolescent (12 tot 18 jaar)

Conflict: Identiteit versus verwarring
Grote vraag: “Wie ben ik?”
Competentie: Trouw
Mijlpaal: Sociale relaties

Lees meer over fase 5

januari 1, 2019
januari 1, 2019

jongvolwassen (19 tot 40 jaar)

Conflict: Intimiteit versus isolatie
Grote vraag: “Zal ik geliefd worden of zal ik alleen zijn?”
Competentie: Liefde
Mijlpaal: Relatie

Lees meer over fase 6

januari 1, 2019
januari 1, 2019

middelbare leeftijd (40 tot 65 jaar)

Conflict: Productiviteit versus stagnatie
Grote vraag: “Hoe kan ik bijdragen aan de wereld?”
Competentie: Zorg
Mijlpalen: Werk en ouderschap

Lees meer over fase 7

januari 1, 2019
januari 1, 2019

ouderdom (65 jaar tot sterven)

Conflict: Tevredenheid versus wanhoop
Grote vraag: “Leefde ik een zinvol leven?”
Competentie: Wijsheid
Mijlpaal: Reflectie op het leven

Lees meer over fase 8

januari 1, 2019

Fase 1: vertrouwen versus wantrouwen

Leeftijd: geboorte tot 18 maanden
Conflict: Vertrouwen versus wantrouwen
Grote vraag: “Kan ik de mensen om me heen vertrouwen?”
Competentie: hoop
Mijlpaal: leren eten

In de zuigelingentijd (geboorte tot 1, 5 jaar) ontstaat de hechting met je belangrijkste verzorgers. Op dit punt in de ontwikkeling ben je volledig afhankelijk van volwassen verzorgers voor alles wat je nodig hebt om te overleven, inclusief voedsel, liefde, warmte en veiligheid.

  • Vertrouwen:
    Als de hechting goed verloopt durf je later in je leven in anderen te vertrouwen.
  • Wantrouwen:
    Als een verzorger er niet in slaagt om voldoende zorg en liefde te bieden, zal je het gevoel krijgen dat je niet kan vertrouwen op de volwassenen in je leven.

Wanneer er een goede balans is tussen deze krachten krijg je ‘hoop’, wat Erikson beschreef als ‘een openheid om te durven ervaren getemperd door een zekere wetenschap dat er gevaar kan zijn’.

Het daaropvolgende werk van onderzoekers, waaronder de hechtingstheorie van John Bowlby en Mary Ainsworth, toonde het belang aan van vertrouwen in het vormen van gezonde gehechtheid tijdens de kindertijd en de volwassenheid.

Fase 2: autonomie versus schaamte/twijfel

Leeftijd: 18 maanden tot 3 jaar
Conflict: Autonomie versus schaamte/twijfel
Grote vraag:
“Kan ik dingen zelf doen of ben ik afhankelijk van de hulp van anderen?”
Competentie:
wilskracht
Mijlpaal:
Zindelijk worden

In de vroege kindertijd (1,5 jaar tot 3 jaar) leer je basishandelingen uit te voeren en maak je eenvoudige beslissingen. Het essentiële thema van deze fase is dat je een gevoel van persoonlijke controle over fysieke vaardigheden en een gevoel van onafhankelijkheid moet ontwikkelen. Zindelijk worden speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van dit gevoel van autonomie.

  • Autonomie:
    Als je zelf keuzes mogen maken en controle krijgt ontwikkel je een gevoel van autonomie. Wanneer je deze fase succesvol afrondt voel je je veilig en zelfverzekerd.
  • Schaamte/twijfel:
    Als je te weinig keuzes kan maken of je leert schamen voor je ongelukken ontwikkel je een lager gevoel van persoonlijke controle of autonomie. Je kan een gevoel van ontoereikendheid en zelftwijfel houden.

Wanneer er een goede balans is tussen deze krachten krijg je ‘wilskracht’, wat Erikson beschreef als ‘de overtuiging dat je kan handelen met intentie, binnen de rede en grenzen’.

Fase 3: initiatief versus schuld

Leeftijd: 3 tot 6 jaar
Conflict: Initiatief versus schuld
Grote vraag: “Ben ik goed of slecht?”
Competentie: Doelgerichtheid
Mijlpaal: Ontdekking

In de peuter-/kleutertijd (3 tot 6 jaar) leer je zelf initiatief nemen, een doel stellen en daar naartoe werken. Je ervaart je macht en controle over de wereld om je heen door het sturen van je spel en sociale interacties.

  • Initiatief:
    Als je de ruimte krijgt om initiatief te nemen voel je je in staat om anderen te leiden. Succes in deze fase leidt tot doelgerichtheid.
  • Schuld:
    Als je je niet aangemoedigd of ontmoedigd voelt om initiatief te nemen wordt je achtergelaten met een gevoel van schuld, zelftwijfel en een gebrek aan initiatief. Ook als je te veel macht uit probeert te oefenen ervaar je afkeuring, met als gevolg een gevoel van schuld.

Wanneer een ideaal evenwicht wordt bereikt tussen individueel initiatief en de bereidheid om met anderen samen te werken leer je ‘doelgerichtheid’.

Fase 4: Competentie versus minderwaardigheid

Leeftijd: 6 tot 12 jaar
Conflict: Competentie versus minderwaardigheid
Grote vraag: “Hoe kan ik goed zijn?”
Competentie: Vertrouwen
Mijlpaal: lagere school

In de periode dat je scholier bent (6 tot 12 jaar) leer je vaardigheden die je nodig hebt om succesvol te kunnen zijn in de maatschappij, zoals basale zaken als lezen en schrijven, maar ook verantwoordelijkheid nemen en met anderen samenwerken. Door sociale interacties ontwikkel je trots voor je prestaties en capaciteiten.

  • Competentie:
    Wanneer je wordt aangemoedigd en geprezen door je ouders en leerkrachten ontwikkel je een gevoel van competentie en geloof in je vaardigheden.
  • Minderwaardigheid:
    Als je weinig of geen aanmoediging van ouders, leerkrachten of leeftijdgenoten krijgt zul je twijfelen aan je capaciteit om succesvol te zijn.

Wanneer er een goede balans is tussen deze krachten krijg je ‘vertrouwen’, waarbij je gelooft in je capaciteit en kunnen om taken te kunnen uitvoeren.

Fase 5: identiteit versus verwarring

Leeftijd: 12 tot 18 jaar
Conflict: Identiteit versus verwarring
Grote vraag: “Wie ben ik?”
Competentie: Trouw
Mijlpaal: Sociale relaties

In de puberteit of de overgang van kind naar volwassene (12 tot 18 jaar) verken je je onafhankelijkheid en ontwikkel je je gevoel van eigenwaarde en persoonlijke identiteit. Deze fase zal je gedrag en je ontwikkeling voor de rest van je leven beïnvloeden.

Hoewel Erikson geloofde dat elk stadium van de psychosociale ontwikkeling belangrijk was, legde hij een bijzondere nadruk op de ontwikkeling van de ego-identiteit. Ego-identiteit is het bewuste gevoel van eigenwaarde dat we ontwikkelen door middel van sociale interactie en is een centraal aandachtspunt in deze fase.

De ontdekking van je persoonlijke identiteit geeft je een geïntegreerd en samenhangend gevoel van wie je bent, dat je leven lang bij je blijft. Je gevoel van persoonlijke identiteit wordt gevormd door je ervaringen en interacties met anderen. Het is deze identiteit die je helpt om je acties, overtuigingen en gedrag te sturen als je ouder wordt.

  • Identiteit:
    Met de juiste aanmoediging of ruimte voor persoonlijke verkenning zul uit deze fase komen met een sterk gevoel van eigenwaarde en gevoelens van onafhankelijkheid en controle. Als je je identiteit weet te ontdekken of je ermee te verenigen krijg je het vermogen om trouw te blijven aan jezelf.
  • Verwarring:
    Als je geen duidelijk antwoord vind op de vraag ‘Wie ben ik en wat drijft mij’ blijft je op zoek naar je rol in het leven en creëer je een zwak gevoel van eigenwaarde. Je blijft op zoek naar je overtuigingen en verlangens en zal je onzeker en verward voelen over jezelf en de toekomst.

Het succesvol afronden van deze fase leidt tot ‘trouw’, wat Erikson beschreef als ‘een vermogen om jezelf te kennen en te leven volgens de normen en verwachtingen van de wereld om je heen’.

Volgens Erikson is de ego-identiteit niet ‘af’ na fase 5, maar verandert hij voortdurend door nieuwe ervaringen en informatie die we opdoen in onze dagelijkse interacties met anderen. Nieuwe ervaringen en nieuwe uitdagingen ontwikkelen je identiteit verder, of kunnen deze ontwikkeling afremmen. Sommig later onderzoek suggereert dat de identiteitsvorming en -ontwikkeling tot ver in de volwassenheid doorgaat.

Fase 6: intimiteit versus isolatie

Leeftijd: 19 tot 40 jaar
Conflict: Intimiteit versus isolatie
Grote vraag:
“Zal ik geliefd worden of zal ik alleen zijn?”
Competentie:
Liefde
Mijlpaal:
Relatie

In de jongvolwassen jaren (19 tot 40 jaar) gaan we betrokkenheid voelen bij ons netwerk en ontwikkelen we intieme, liefdevolle en duurzame relaties met andere mensen.

  • Intimiteit
    Succesvol intimiteit verkennen leidt tot sterke, intieme en duurzame relaties
  • Isolatie
    Als het je niet lukt intimiteit te ontwikkelen krijg je te maken met gevoelens van afzondering en eenzaamheid.

Het succesvol doorlopen van deze fase resulteert in ‘liefde’, gekenmerkt door het vermogen om duurzame, betekenisvolle relaties met andere mensen te vormen.

Erikson geloofde dat deze fase niet succesvol doorlopen kon worden zonder de vorige fases te hebben afgerond. Met name een sterk gevoel van persoonlijke identiteit was volgens hem belangrijk voor het ontwikkelen van intieme relaties. Latere studies hebben aangetoond dat mensen met een slecht identiteitsgevoel inderdaad de neiging hebben om minder toegewijde relaties te hebben en vaker worstelen met emotioneel isolement, eenzaamheid en depressie.

Fase 7: productiviteit versus stagnatie

Leeftijd: 40 tot 65 jaar
Conflict: Productiviteit versus stagnatie
Grote vraag: “Hoe kan ik bijdragen aan de wereld?”
Competentie: Zorg
Mijlpalen: Werk en ouderschap

In de middelbare leeftijd (40 tot 65 jaar) maak je je levensdoelen waar en creëer of koester je dingen die langer blijven dan jijzelf, zoals je kinderen of een positieve verandering waar andere mensen baat bij hebben. Je richt je op je carrière en je gezin.

  • Productiviteit:
    Wanneer je succesvol je levensdoelen bereikt heb je het gevoel dat je een bijdrage levert aan de wereld door actief te zijn in hun huis en in hun gemeenschap.
  • Stagnatie:
    Als je je doelen niet bereikt heb je het gevoel onproductief te zijn en niet betrokken bij de wereld. Je kan in jezelf gekeerd raken en stagneren in je ontwikkeling.

Het succesvol doorlopen van deze fase resulteert in ‘zorg’ of ‘zorgzaamheid’, gekenmerkt door je trots op je prestaties, je kinderen zien uitgroeien tot volwassenen en een gevoel van eenheid met je levenspartner ontwikkelen.

Fase 8: tevredenheid versus wanhoop

Leeftijd: 65 jaar tot de dood
Conflict: Tevredenheid versus wanhoop
Grote vraag: “Leefde ik een zinvol leven?”
Competentie: Wijsheid
Mijlpaal: Reflectie op het leven

In de laatste levensfase, de ouderdom (vanaf 65 jaar) maak je de balans op. Je kijkt naar of je leven betekenis heeft gehad en of je er met tevredenheid op terugkijkt.

  • Tevredenheid:
    Je bereikt dit als je terugkijkt op je leven en een gevoel van vervulling voelt. Je accepteert de naderende dood
  • Wanhoop:
    Je kijkt terug op je leven met spijt, treurt om mislukkingen en gemiste kansen. Je kan de dood niet accepteren.

Het succesvol afronden van deze fase betekent dat je terugkijkt met weinig spijt en een algemeen gevoel van tevredenheid. Je zal ‘wijsheid’ bereiken aan het einde van je leven.

Sterke en zwakke punten van Erikson’s theorie

Erikson’s theorie heeft zijn beperkingen. Een belangrijke zwakte van de psychosociale theorie is dat de exacte mechanismen voor het oplossen van conflicten en het verplaatsen van het ene naar het andere stadium niet goed beschreven of ontwikkeld zijn. De theorie slaagt er niet in om precies te beschrijven wat voor soort ervaringen in elk stadium nodig zijn om de conflicten met succes op te lossen en naar het volgende stadium over te gaan.

Een van de sterke punten van de psychosociale theorie is dat het een breed kader biedt van waaruit de ontwikkeling gedurende het hele leven kan worden bekeken. Het stelt ons ook in staat om de nadruk te leggen op het sociale karakter van de mens en de belangrijke invloed die sociale relaties hebben op de ontwikkeling.

Onderzoekers hebben bewijs gevonden dat Erikson’s ideeën over identiteit ondersteunt en hebben verschillende fases van identiteitsvorming verder geïdentificeerd. Sommige onderzoeken suggereren dat mensen die een sterke persoonlijke identiteit vormen tijdens de adolescentie beter in staat zijn om intieme relaties te vormen tijdens de vroege volwassenheid. Ander onderzoek suggereert juist dat de identiteitsvorming en -ontwikkeling tot ver in de volwassenheid doorgaat.

Het is belangrijk om te onthouden dat de psychosociale stadia slechts één theorie zijn over hoe de persoonlijkheid zich ontwikkelt. Onderzoek ondersteunt bepaalde aspecten van dit theoretisch kader, maar dat betekent niet dat elk aspect van de theorie is bewezen. De theorie kan wel een nuttige manier zijn om na te denken over verschillende conflicten en uitdagingen waar je mee te maken krijgt gedurende je leven.

Bronnen

Lees ook Sigmund Freud: wat is de psychoseksuele ontwikkeling?

Scroll naar boven