Inhoud van dit artikel:
Wie was Sigmund Freud?
Sigmund Freud (1856-1939) was een Oostenrijkse neuroloog en de grondlegger van de psychoanalyse, een beweging die erop voorstaat dat onbewuste motieven veel van ons gedrag controleren.
Freud raakte geïnteresseerd in hypnose en hoe het gebruikt kon worden om geesteszieken te helpen. Later stapte hij af van hypnose naar vrije associatie en droomanalyse, wat nu bekend staat als “de sprekende remedie”. Dit werden de kernelementen van de psychoanalyse. Freud was vooral geïnteresseerd in wat in zijn tijd neurose heette.
Freud, zijn theorieën en zijn behandeling van patiënten waren omstreden in het 19e eeuwse Wenen en worden nog steeds heftig weerlegd. Freud’s ideeën worden vaak besproken en geanalyseerd als literaire en culturele werken en worden daarnaast als wetenschappelijke en medische verhandelingen besproken en geanalyseerd.
Lees ook: de geschiedenis van de psychiatrie: tijdlijn
Het mysterie van de levensloop Freud
Freud werd geboren als Sigismund Schlomo Freud in Freiberg, Moravië, het Oostenrijkse Rijk (nu Pribor in Tsjechië). In 1877 verkortte hij zijn naam van Sigismund Schlomo Freud tot Sigmund Freud.
Van Freuds vroege leven is weinig bekend, want hij vernietigde twee keer zijn persoonlijke papieren, een keer in 1885 en een keer in 1907. Bovendien werden zijn latere papieren nauwlettend bewaakt in het Sigmund Freud Archief en waren ze alleen beschikbaar voor Ernest Jones, zijn officiële biograaf, en enkele andere psychoanalytica.
Freuds dochter Anna Freud was ook een vooraanstaand psychologe, met name op het gebied van de kinder- en ontwikkelingspsychologie. Sigmund is de grootvader van de schilder Lucian Freud en komiek en schrijver Clement Freud, en de overgrootvader van journalist Emma Freud, modeontwerper Bella Freud en PR-man Matthew Freud.
Freud’s innovaties
Freud heeft invloed gehad op twee grote dingen in de geschiedenis. Hij ontwikkelde een theorie over de menselijke geest en het menselijk gedrag, en een klinische techniek om ongelukkige (d.w.z. neurotische) mensen te helpen.
Het onderbewustzijn
Misschien wel de belangrijkste bijdrage die Freud heeft geleverd aan het moderne denken is zijn conceptie van het onbewuste. Tijdens de 19e eeuw was de dominante trend in het westerse denken positivisme, de bewering dat mensen echte kennis over zichzelf en hun wereld konden vergaren en rationele controle over beide konden uitoefenen.
Freud suggereerde echter dat deze beweringen in feite waanideeën waren, dat we ons niet helemaal bewust zijn van wat we zelfs maar denken, en vaak handelen om redenen die niets te maken hebben met onze bewuste gedachten. Het concept van het onbewuste was baanbrekend in die zin dat hij voorstelde dat het bewustzijn in lagen bestond en dat er gedachten “onder de oppervlakte” plaatsvonden. Dromen, de “koninklijke weg naar het onbewuste” genoemd, waren de beste voorbeelden van ons onbewuste leven, en in The Interpretation of Dreams ontwikkelde Freud zowel het argument dat het onbewuste bestaat, als een methode om er toegang toe te krijgen.
Het Voorbewuste werd beschreven als een laag tussen bewuste en onbewuste gedachte – datgene waar we met een kleine inspanning toegang toe konden krijgen. (De term “onderbewustzijn”, in de volksmond veelgebruikt, is niet echt een deel van de psychoanalytische terminologie.)
Hoewel er nog steeds veel aanhangers zijn van een puur positivistische en rationalistische visie, accepteren de meeste mensen, waaronder velen die andere elementen van Freuds werk afwijzen, de bewering dat een deel van de geest onbewust is en dat mensen vaak handelen om redenen waar ze niet bewust van zijn.
Cruciaal voor de werking van het onbewuste is “onderdrukking”. Volgens Freud ervaren mensen vaak gedachten en gevoelens die zo pijnlijk zijn dat mensen ze niet kunnen verdragen. Zulke gedachten en gevoelens – en bijbehorende herinneringen – konden niet, zo stelde Freud, uit de geest worden verbannen, maar konden wel uit het bewustzijn worden verbannen. Zo vormen ze het onbewuste.
Hoewel Freud later probeerde onder zijn patiënten repressiepatronen te vinden om een algemeen model van de geest af te leiden, merkte hij ook op dat individuele patiënten verschillende dingen onderdrukken. Bovendien merkte Freud op dat het proces van repressie zelf een onbewuste daad is (met andere woorden, het gebeurde niet door mensen die bepaalde gedachten of gevoelens wilden wegnemen). Freud veronderstelt dat wat mensen onderdrukten, mede bepaald werd door hun onbewuste. Met andere woorden, het onbewuste was voor Freud zowel een oorzaak als gevolg van onderdrukking.
Freud probeerde uit te leggen hoe het onbewuste werkt door voor te stellen dat het een bepaalde structuur heeft. Hij stelde voor dat het onbewuste in drie delen werd verdeeld: Identiteitskaart, Ego en Superego. Het Id (Latijn, = “het” = es in de oorspronkelijke Duitse taal) representeert het primaire proces denken – onze meest primitieve behoefte aan bevredigingstype gedachten. De Superego vertegenwoordigde ons geweten en ging het Id tegen met morele en ethische gedachten. Het Ego staat tussen beide in om onze primitieve behoeften en onze morele/ethische overtuigingen in evenwicht te brengen. Een gezond ego biedt het vermogen om zich aan te passen aan de realiteit en met de buitenwereld te interacteren op een manier die rekening houdt met zowel Id als Superego.
Lees ook: Sigmund Freud: id, ego en superego
De algemene bewering dat het verstand geen monolithisch of homogeen iets is, blijft een enorme invloed hebben op mensen buiten de psychologie. Velen hebben echter de specifieke bewering dat het verstand in deze drie componenten is verdeeld in twijfel getrokken of verworpen.
Freud hield zich vooral bezig met de dynamische relatie tussen deze drie delen van de geest. Freud betoogde dat de dynamiek wordt gedreven door aangeboren drijfveren. Maar hij stelde ook dat de dynamiek verandert in de context van veranderende sociale relaties. Sommigen hebben Freud bekritiseerd omdat hij te veel belang hechtte aan één van deze factoren; veel van Freuds aanhangers hebben zich op het een of andere gericht.
Freud ontwikkelde het concept van overdeterminatie om rekening te houden met de veelvoudige bepalende oorzaken in de interpretatie van dromen in plaats van te vertrouwen op een eenvoudig model van één op één correlatie tussen oorzaken en gevolgen.
Psychoseksuele ontwikkeling
Freud geloofde dat mensen werden gedreven door twee instinctieve drijfveren, libidinale energie / Eros en het doodsinstinct / dato. Freuds beschrijving van Eros / Libido omvatte alle creatieve, levensproducerende instincten. Het Doodsinstinct vertegenwoordigde een instinctieve drijfveer om terug te keren naar een staat van kalmte of onbestaande. Velen hebben de wetenschappelijke basis voor deze bewering aangevochten.
Freud betoogde dat de mens “polymorf en pervers” geboren wordt, wat betekent dat objecten een bron van plezier kunnen zijn. Hij stelde verder dat naarmate de mens zich ontwikkelde, zij zich op verschillende en specifieke objecten fixeerden – eerst mondeling (geïllustreerd door het plezier van een zuigeling in het verplegen), dan anaal (geïllustreerd door het plezier van een peuter om zijn of haar darmen onder controle te houden), dan fallisch.
Freud betoogde dat de kinderen daarna een fase doormaken waarin ze gefixeerd zijn op de ouder van de andere sekse, de dochter op de vader en de zoon op de moeder. Freud probeerde dit ontwikkelingspatroon te verankeren in de dynamiek van de geest. Elke fase is een progressie naar seksuele volwassenheid, gekenmerkt door een sterk ego en het vermogen om de bevrediging uit te stellen.
Lees ook: Sigmund Freud: psychoseksuele ontwikkeling
Freuds model van psychoseksuele ontwikkeling is vanuit verschillende perspectieven bekritiseerd. Sommigen hebben Freud’s bewering dat baby’s seksuele wezens zijn aangevallen (en, impliciet, Freud’s uitgebreide opvatting van seksualiteit). Anderen hebben Freud’s verruimde opvatting van seksualiteit geaccepteerd, maar hebben betoogd dat dit ontwikkelingspatroon niet universeel is, noch noodzakelijk voor de ontwikkeling van een gezonde volwassene. In plaats daarvan hebben ze de nadruk gelegd op de sociale en ecologische bronnen van ontwikkelingspatronen. Bovendien vestigen ze de aandacht op de sociale dynamiek die Freud heeft weggelaten of niet heeft benadrukt (zoals klassenverhoudingen).
Freud hoopte te bewijzen dat zijn model, dat vooral gebaseerd was op waarnemingen van de Weense middenklasse, universeel geldig was. Hij wendde zich dus tot de oude mythologie en de hedendaagse etnografie voor vergelijkingsmateriaal. Freud gebruikte de Griekse tragedie van Sophocles Oedipus Rex om aan te geven hoezeer wij (met name jonge jongens) incest verlangen, en dat verlangen moeten onderdrukken.
Het Oedipus-conflict werd beschreven als een toestand van psychoseksuele ontwikkeling en bewustzijn. Hij wendde zich ook tot antropologische studies van het totemisme en stelde dat het totemisme een geritualiseerde enscenering van een tribale Oedipale strijd weerspiegelde. Hoewel veel wetenschappers tegenwoordig geïntrigeerd zijn door Freuds pogingen om cultureel materiaal opnieuw te analyseren, hebben de meesten zijn specifieke interpretaties verworpen.
Psychoanalyse
Freud hoopte dat zijn onderzoek een solide wetenschappelijke basis zou bieden voor zijn therapeutische techniek. Het doel van Freudiaanse therapie, of psychoanalyse, was om onderdrukte gedachten en gevoelens bij bewustzijn te brengen, zodat de patiënt een sterker ego kon ontwikkelen. Klassiek gezien wordt het tot stand brengen van onbewuste gedachten en gevoelens naar het bewustzijn gebracht door de patiënt aan te moedigen om in “vrije associatie” te praten en te spreken over dromen.
Een ander belangrijk element van de psychoanalyse is een relatief gebrek aan directe betrokkenheid van de psychotherapeut, wat bedoeld is om de patiënt aan te moedigen om gedachten en gevoelens op de therapeur te projecteren. Door middel van dit proces, “overdracht” genoemd, kan de patiënt de onderdrukte conflicten naspelen en oplossen, met name conflicten met (of over) ouders in de kindertijd.
Neurologie
Een minder bekende interesse van Freud’s was neurologie. Hij was een vroege onderzoeker op het gebied van hersenverlamming. Hij publiceerde verschillende medische artikelen over dit onderwerp. Hij toonde ook aan dat de ziekte al bestond lang voordat andere onderzoekers het in zijn tijd begonnen op te merken en te bestuderen. Hij suggereerde ook dat William Little, de man die voor het eerst een hersenverlamming ontdekte, het mis had over zuurstofgebrek tijdens het geboorteproces als oorzaak. In plaats daarvan stelde hij voor dat complicaties bij de geboorte slechts een symptoom van het probleem waren. Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw werden zijn speculaties bevestigd door moderner onderzoek.
Freud in onze tijd
Psychoanalyse
Sommige mensen trainen en oefenen zich nog in de traditionele Freudiaanse psychoanalyse, maar de meeste psychiaters verwerpen het overgrote deel van Freuds werk als ongefundeerd en alleen geschikt voor inspiratie of historische studie.
Freud is opgeleid als arts en beweerde consequent dat zijn onderzoeksmethoden en conclusies wetenschappelijk waren. Toch werden zijn onderzoek en praktijk door veel van zijn collega’s veroordeeld. De psychoanalyse onderhoudt vandaag de dag dezelfde ambivalente relatie met de geneeskunde en de academische wereld die Freud tijdens zijn leven heeft ervaren. Net als Freud leiden we psychiaters op tot arts, maar – zoals de meeste artsen in Freud’s tijd – verwerpen de meesten zijn theorie van de geest, en vertrouwen over het algemeen meer op medicatie dan op praten in hun behandelingen.
Klinische psychologen, die ernaar streven om psychische ziekten te behandelen, hebben op verschillende manieren een relatie met de Freudiaanse psychoanalyse. Sommige klinische psychologen hebben de benadering veranderd en hebben een verscheidenheid aan “psychodynamische” modellen en therapieën ontwikkeld. Andere klinische psychologen verwerpen Freuds model, maar hebben elementen van zijn therapeutische methode aangepast, vooral zijn methode van praten met patiënten als een vorm van therapie.
Van sommigen van de ziekten die vroeger met Freudiaanse en aanverwante vormen van therapie werden behandeld (zoals schizofrenie) is ondubbelzinnig aangetoond dat ze ongevoelig zijn voor dergelijke behandelingen.
Biologisch-wetenschappelijke benadering
Hoewel Freud lang als een genie werd beschouwd, zijn de psychiatrie en de psychologie aan het eind van de 20ste eeuw als wetenschappelijke disciplines herschikt. Freuds afnemende invloed in de psychiatrie is grotendeels te wijten aan de afwijzing van zijn theorieën en het overnemen van veel van de wetenschappelijke basisprincipes van Freuds belangrijkste tegenstander op het gebied van de psychiatrie, Emil Kraepelin.
Freud’s idee dat de relatie van het kind met de ouder verantwoordelijk is voor alles, van psychiatrische ziekten tot crimineel gedrag, is ook in diskrediet gebracht. Vele decennia lang werden genetische en biologische oorzaken van psychiatrische stoornissen gezien als voortkomend uit omgevingsinvloeden (ouderlijke en sociale). Tegenwoordig zouden zelfs de meest extreme Freudiaanse milieuactivisten die invloed van genetische en biologische factoren niet ontkennen.
Uit het “ DIagnostic and Statistical Manual” (DSM) van de American Psychiatric Association, de officiële standaard voor het diagnosticeren van psychische stoornissen, blijkt dat we tegenwoordig de neokraepelijnse wetenschappelijk-biologische benadering van psychiatrische stoornissen aanhangen. Het legt de nadruk op diagnostische precisie en het zoeken naar biologische en genetische etiologieën, dingen die grotendeels genegeerd werden tijdens de eerdere, door Freud gedomineerde decennia van de 20ste eeuw.
De decennia erna kwam er wellicht weer een te grote nadruk te liggen op de wetenschappelijk-biologische benadering van psychische problemen. Hoe het vakgebied van de psychiatrie zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld, en hoeveel er eigenlijk nog niet of pas net is ontwikkeld, kun je lezen in de geschiedenis van de psychiatrie (longread).
Lees ook: de meest interessante theorieën van Sigmund Freud