Wat maakt jou tot wie je bent? Waarom verschillen mensen zo sterk in hun gedrag, gevoelens en gedachten? Volgens Sigmund Freud begint de vorming van de persoonlijkheid al in de vroege kindertijd en verloopt deze via een reeks psychoseksuele fasen.
Freud stelde dat kinderen in verschillende stadia van hun ontwikkeling te maken krijgen met innerlijke conflicten en driften. Hoe deze conflicten worden opgelost, zou volgens hem bepalen hoe de volwassen persoonlijkheid zich vormt. Zijn theorie was revolutionair, maar ook omstreden. Zowel in zijn eigen tijd als in de moderne psychologie roept zijn visie discussie op.
Wat hield Freud’s theorie precies in? Welke fasen onderscheidde hij? En waarom blijft deze theorie, ondanks alle kritiek, nog steeds bekend en invloedrijk? Dit artikel gaat dieper in op Freud’s kijk op de ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Wat betekent het om een lichaam te hebben?
In Ieder een lichaam onderzoekt Olivia Laing wat het betekent om een lichaam te hebben, aan de hand van haar eigen ervaringen en de levens en het denken van belangrijke, fascinerende en gecompliceerde personen uit de twintigste eeuw, van de in ongenade gevallen psychoanalyticus Wilhelm Reich tot Nina Simone , Andrea Dworkin, Sigmund Freud, Susan Sontag en Malcolm X.
De psychoseksuele fasen
Volgens Freud ontwikkelt de persoonlijkheid zich via een reeks stadia in de kindertijd. In elk van deze fasen richt de plezierzoekende energie van het id zich op een specifiek gebied van het lichaam, een zogenoemde erogene zone. Dit zijn lichaamsdelen die gevoelig zijn voor stimulatie en een grote rol spelen in de psychische ontwikkeling.
Lees ook: Id, ego en superego van Sigmund Freud
Freud noemde deze innerlijke drang naar bevrediging libido en beschreef het als de drijvende kracht achter menselijk gedrag. Hij stelde dat een kind in elk stadium een conflict doormaakt. De manier waarop dit conflict wordt opgelost, bepaalt volgens hem in hoeverre iemand zich later emotioneel en sociaal gezond ontwikkelt. Als een conflict niet goed wordt verwerkt, kan iemand volgens Freud fixatie ontwikkelen, wat betekent dat die persoon als volwassene blijft hangen in de kenmerken van die fase.
Freud onderscheidde vijf psychoseksuele fasen:
- De orale fase (0-1 jaar) – Het genot en de focus liggen op de mond, zoals zuigen en bijten.
- De anale fase (1-3 jaar) – Controle over ontlasting wordt een belangrijk thema, wat invloed heeft op hoe een kind discipline en orde leert.
- De fallische fase (3-6 jaar) – Het kind ontdekt lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes en begint zich te identificeren met de ouder van hetzelfde geslacht.
- De latente fase (6-12 jaar) – Seksuele gevoelens verdwijnen naar de achtergrond en het kind richt zich op sociale en intellectuele ontwikkeling.
- De genitale fase (puberteit en verder) – De seksuele energie wordt gericht op anderen en relaties buiten het gezin worden belangrijker.
Freud geloofde dat problemen in een van deze fasen konden leiden tot bepaalde persoonlijkheidskenmerken of gedragingen op latere leeftijd. In de volgende secties gaan we dieper in op elk van deze fasen en de invloed die ze volgens Freud hebben op de ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Orale fase
Leeftijd: geboorte tot 1 jaar
Erogene zone: mond
De orale fase (geboorte tot ongeveer 1 jaar) draait om zuigen, eten en het mondgebied als belangrijkste bron van genot en troost. Activiteiten zoals zuigen, sabbelen en proeven zorgen voor een gevoel van veiligheid en plezier.
Volgens Freud vormt deze fase de basis voor vertrouwen, troost en hechting. Omdat het kind volledig afhankelijk is van verzorgers, ontwikkelt het via orale stimulatie ook een gevoel van vertrouwen en comfort. Het grote conflict in deze fase is het speningsproces: het kind moet langzaam leren minder afhankelijk te worden van borstvoeding of een fles.
Anekdote: een baby die honger heeft, begint meteen te huilen. Zodra hij aan de borst of fles drinkt, kalmeert hij. Als de fles te vroeg wordt weggehaald, zal hij protesteren door opnieuw te huilen.
Fixatie in de orale fase
Een fixatie kan ontstaan door te veel of juist te weinig orale bevrediging, zoals te vroege of te late spening.
Fixatie:
- Een tekort aan orale bevrediging (bijvoorbeeld te vroege spening of een gebrek aan troost) kan leiden tot orale deprivatie, wat zich uit in afhankelijkheid, onzekerheid en een constante behoefte aan bevestiging.
- Overmatige orale bevrediging (bijvoorbeeld te lange borstvoeding of overdreven troost door voeding) kan leiden tot orale fixatie, wat zich kan uiten in afhankelijk gedrag en een behoefte aan mond-gerelateerde gewoontes.
Problemen door fixatie:
- Nagelbijten, roken, kauwgom kauwen of overmatig eten
- Afhankelijkheid van anderen voor troost en bevestiging
- Praten of drinken in stressvolle situaties
- Overmatige goedgelovigheid of juist cynisme
- Moeite met zelfstandigheid en loslaten van anderen
Volgens Freud bepaalt de orale fase in hoeverre iemand vertrouwen ontwikkelt en hoe hij of zij later omgaat met afhankelijkheid en troost. Een fixatie kan resulteren in orale gewoontes of emotionele afhankelijkheid in relaties.
Anale fase
Leeftijd: 1 tot 3 jaar
Erogene zone: darm- en blaascontrole
De anale fase (1 tot 3 jaar) draait om controle en autonomie, met name rond zindelijkheidstraining. Het kind moet leren zijn lichaam onder controle te houden, wat kan leiden tot een gevoel van zelfstandigheid en trots.
Hoe ouders hiermee omgaan, beïnvloedt volgens Freud de manier waarop een kind later omgaat met discipline, orde en zelfcontrole. Als ouders geduldig en positief omgaan met zindelijkheidstraining, ontwikkelt een kind een gevoel van competentie en productiviteit. Ouders die daarentegen te streng of juist te toegeeflijk zijn, kunnen volgens Freud bijdragen aan problematische persoonlijkheidstrekken.
Anekdote: een peuter die net zindelijk wordt, kan heel trots zijn als hij zelfstandig naar het potje gaat. Maar als ouders te streng zijn en boos worden bij een ongelukje, kan hij gefrustreerd raken en zich gaan verzetten.
Fixatie in de anale fase
Een fixatie in deze fase kan ontstaan door een te strenge of juist te lakse opvoeding rondom zindelijkheid en gedragsregels.
Fixatie:
- Een te strenge zindelijkheidstraining kan leiden tot een anaal-retentieve persoonlijkheid, gekenmerkt door perfectionisme, rigiditeit en overdreven netheid.
- Een te lakse zindelijkheidstraining kan leiden tot een anaal-expulsieve persoonlijkheid, die zich uit in slordigheid, impulsiviteit en een afkeer van discipline.
Problemen door fixatie:
- Dwangmatige netheid of juist extreme slordigheid
- Overmatige behoefte aan controle en perfectionisme
- Moeite met autoriteit en discipline
- Gierigheid of juist overmatige vrijgevigheid
- Rigiditeit in denken en gedrag
- Koppigheid en moeite met compromissen sluiten
Volgens Freud vormt de anale fase de basis voor hoe een persoon omgaat met controle, discipline en zelfstandigheid. Een fixatie kan leiden tot uitersten in gedrag, zoals een obsessie met orde en regels of juist een totale afkeer van structuur.
Fallische fase
Leeftijd: 3 tot 6 jaar
Erogene zone: geslachtsdelen
In de fallische fase beginnen kinderen lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen te ontdekken. Dit is ook de fase waarin zij zich identificeren met de ouder van hetzelfde geslacht en leren welke gedragingen sociaal wenselijk zijn.
Freud geloofde dat jongens hun vaders als rivalen kunnen zien voor de liefde van hun moeder, een proces dat hij het oedipuscomplex noemde. Het jongetje wil zijn moeder voor zichzelf en vreest dat zijn vader hem hiervoor zal straffen. Deze angst noemde Freud castratieangst.
Bij meisjes sprak Freud over het elektracomplex, waarbij een meisje zich aangetrokken voelt tot haar vader en rivaliteit ervaart met haar moeder. Freud stelde dat meisjes in deze fase penisnijd ervaren, wat betekent dat ze zich minderwaardig voelen omdat ze geen mannelijk geslachtsdeel hebben.
Freud beweerde dat meisjes deze fase nooit volledig overwinnen en dat alle vrouwen enigszins gefixeerd blijven. Dit idee kreeg veel kritiek, onder andere van psycholoog Karen Horney, die Freud’s theorie seksistisch vond. Zij stelde dat mannen juist jaloers zijn op het vermogen van vrouwen om kinderen te baren, wat zij baarmoederjaloezie noemde.
Anekdote: een klein meisje zegt tegen haar moeder: “Als ik groot ben, wil ik met papa trouwen!” Dit zou volgens Freud een natuurlijk proces in deze fase zijn.
Fixatie in de fallische fase
Een fixatie in de fallische fase kan ontstaan als een kind te maken krijgt met overmatige strengheid of juist te veel vrijheid bij het ontdekken van genderrollen, identiteit en sociale verwachtingen. Dit kan leiden tot problematisch gedrag in de volwassenheid.
Fixatie:
- Een overdreven streng of afwijzend opvoedingsklimaat kan leiden tot onzekerheid over genderidentiteit en een laag zelfbeeld.
- Een te lakse of verafgoddende opvoeding kan leiden tot overdreven zelfvertrouwen en narcistische trekken.
Problemen door fixatie:
- Overmatig narcisme en egocentrisme
- Constante behoefte aan goedkeuring en aandacht
- Problemen met autoriteit en rivaliteit
- Moeite met genderidentiteit en seksuele relaties
- Neiging tot overdreven flirten of provocerend gedrag
- Schuld- of schaamtegevoelens rond seksualiteit
Volgens Freud kon een onopgeloste fixatie in deze fase invloed hebben op hoe iemand zichzelf en anderen in relaties ziet, met name op het gebied van zelfvertrouwen en seksualiteit.
Latente fase
Leeftijd: 6 tot puberteit
Erogene zone: seksuele gevoelens inactief
De latente fase (6 jaar tot puberteit) is een periode waarin seksuele energie tijdelijk op de achtergrond raakt en het kind zich richt op sociale vaardigheden, schoolprestaties en vriendschappen. Tijdens deze fase blijft het superego zich ontwikkelen en wordt de energie van het id onderdrukt. Kinderen focussen zich nu op intellectuele en sociale groei.
Anekdote: een jongen die eerst vooral met zijn moeder speelde, sluit zich nu aan bij een voetbalteam en richt zich meer op vriendschappen met leeftijdsgenoten.
Fixatie in de latente fase
Een fixatie in deze fase kan ontstaan door sociale afwijzing, een gebrek aan emotionele steun of te weinig ruimte om sociale vaardigheden te ontwikkelen.
Fixatie:
- Een gebrek aan sociale interactie kan leiden tot verlegenheid en moeite met relaties op latere leeftijd.
- Overmatige nadruk op prestaties en discipline kan resulteren in perfectionisme en een overmatige behoefte aan goedkeuring.
Problemen door fixatie:
- Moeite met sociale vaardigheden en het aangaan van vriendschappen
- Gebrek aan zelfvertrouwen in sociale situaties
- Bindingsangst of moeite met emotionele intimiteit
- Overmatige focus op werk of intellectuele prestaties ten koste van sociale relaties
- Problemen met samenwerking en teamdynamiek
- Onderdrukking van emoties en moeilijkheden met zelfexpressie
Volgens Freud is de latente fase belangrijk voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en zelfvertrouwen. Een verstoring in deze periode kan ervoor zorgen dat iemand later in het leven moeite heeft met sociale relaties en emotionele expressie.
Genitale fase
Leeftijd: puberteit tot de dood
Erogene zone: volwassen seksuele interesses
De genitale fase (puberteit tot volwassenheid) markeert volgens Freud de laatste stap in de psychoseksuele ontwikkeling. Vanaf de puberteit wordt het libido weer actief en ontwikkelt het individu een sterke seksuele interesse in anderen. Waar in eerdere fasen de focus lag op individuele behoeften, groeit in deze fase de belangstelling voor volwassen seksualiteit, wederzijdse relaties en sociale verantwoordelijkheid.
Freud stelde dat als de vorige fasen goed zijn doorlopen, iemand in deze fase een evenwichtige, warme en zorgzame persoonlijkheid ontwikkelt.
Anekdote: een tiener voelt zich voor het eerst serieus verliefd en ervaart sterke emoties bij een romantische relatie.
Fixatie in de genitale fase
Problemen in deze fase ontstaan door emotionele, relationele of seksuele problemen in de adolescentie.
Fixatie:
- Een gebrek aan gezonde seksuele en emotionele ontwikkeling kan leiden tot angst of onzekerheid in relaties.
- Overmatige onderdrukking van seksuele gevoelens kan resulteren in een afstandelijke of geremde houding ten opzichte van intimiteit.
- Een te sterke fixatie op seksuele activiteit kan leiden tot obsessief of compulsief gedrag op dit gebied.
Problemen door fixatie:
- Moeite met het aangaan en onderhouden van intieme relaties
- Onzekerheid of angst rondom seksualiteit en intimiteit
- Emotionele afstandelijkheid of bindingsangst
- Overmatige afhankelijkheid van anderen in relaties
- Problemen met empathie en het aangaan van gelijkwaardige relaties
- Seksuele remmingen of juist promiscue gedrag
Volgens Freud is een succesvolle overgang naar de genitale fase essentieel voor het ontwikkelen van gezonde, volwassen relaties. Een fixatie in deze fase kan ervoor zorgen dat iemand moeite heeft met balans tussen eigen behoeften en die van anderen in relaties en sociale situaties.
Kritiek op Freud’s psychoseksuele theorie
Freud’s theorie over psychoseksuele ontwikkeling is altijd omstreden geweest. In de late 19e en vroege 20e eeuw was zijn gedachtegoed revolutionair, maar inmiddels is er veel kritiek op gekomen. Dit komt zowel vanuit wetenschappelijk als feministisch perspectief, maar ook vanuit culturele en antropologische hoek.
Wetenschappelijke kritiek
Een van de grootste bezwaren tegen Freud’s theorie is dat deze moeilijk wetenschappelijk te toetsen is. Concepten zoals het libido en fixatie zijn niet meetbaar, waardoor er geen objectief bewijs is dat ze echt bestaan. Freud baseerde zijn ideeën grotendeels op casestudies van volwassen patiënten, niet op systematisch onderzoek bij kinderen. Dit maakt het lastig om te bewijzen dat bepaalde gedragingen in de volwassenheid daadwerkelijk voortkomen uit ervaringen in een specifieke fase van de kindertijd.
Daarnaast zijn Freud’s voorspellingen vaak te vaag. Hoe kan iemand met zekerheid stellen dat een bepaalde gewoonte of angst in de volwassenheid direct te herleiden is naar een conflict in bijvoorbeeld de orale of anale fase? De tijdspanne tussen oorzaak en effect is te lang om harde conclusies te trekken. Veel modern psychologisch onderzoek heeft Freud’s ideeën in twijfel getrokken of zelfs volledig ontkracht.
Overmatige nadruk op seksualiteit
Freud zag seksualiteit als de belangrijkste drijvende kracht achter menselijk gedrag. Dit idee is bekritiseerd omdat het andere factoren, zoals sociale en culturele invloeden, nauwelijks meeneemt. Moderne psychologen benadrukken dat persoonlijkheidsontwikkeling veel breder is en dat zaken als hechting, opvoeding en cognitieve ontwikkeling minstens zo belangrijk zijn. Freud’s theorieën geven een eenzijdig beeld van waarom mensen zich gedragen zoals ze doen.
Feministische kritiek
Freud’s theorie is sterk gericht op mannelijke ontwikkeling en houdt weinig rekening met vrouwelijke psychoseksuele ontwikkeling. Concepten zoals penisnijd worden door veel psychologen als achterhaald en seksistisch beschouwd. Feministische denkers zoals Karen Horney wezen erop dat Freud’s ideeën vooral gebaseerd waren op een mannelijk perspectief en dat hij onvoldoende rekening hield met de psychologie van vrouwen.
Freud stelde bijvoorbeeld dat meisjes zich tijdens de fallische fase ondergeschikt voelen aan jongens omdat ze geen penis hebben. Horney draaide dit om en introduceerde het idee van baarmoederjaloezie: mannen zouden zich juist minderwaardig voelen omdat zij geen kinderen kunnen baren. Dit toont aan dat Freud’s theorieën sterk beïnvloed werden door zijn eigen tijd en sociale opvattingen.
Culturele en antropologische kritiek
Freud’s theorieën zijn grotendeels gebaseerd op observaties binnen een westerse, patriarchale samenleving. Hij hield weinig rekening met culturele verschillen in opvoeding en familiedynamiek. Antropologisch onderzoek heeft laten zien dat niet alle culturen dezelfde ontwikkelingspatronen volgen.
Zo bestudeerde de antropoloog Bronisław Malinowski de Trobriand-eilandbewoners en ontdekte dat het oedipuscomplex daar nauwelijks voorkwam. In hun cultuur was de vader een minder dominante figuur in de opvoeding, waardoor jongens geen rivaliteit met hem ervoeren. Dit suggereert dat Freud’s theorie niet universeel toepasbaar is en dat opvoeding en cultuur een veel grotere rol spelen in de persoonlijkheidsontwikkeling dan hij dacht.
Determinisme en gebrek aan flexibiliteit
Freud’s theorie wordt vaak als te deterministisch gezien. Hij stelde dat ervaringen in de vroege kindertijd bepalend zijn voor de persoonlijkheid op latere leeftijd. Dit betekent dat als iemand een probleem ontwikkelt, de oorzaak altijd in de kindertijd gezocht moet worden.
Moderne psychologie laat zien dat persoonlijkheid zich gedurende het hele leven blijft ontwikkelen. Mensen kunnen veranderen door nieuwe ervaringen, therapie en persoonlijke groei. Freud’s visie laat weinig ruimte voor deze flexibiliteit en houdt te weinig rekening met de mogelijkheid dat mensen zichzelf later in het leven nog kunnen hervormen.
Psychoseksuele ontwikkeling en homoseksualiteit
Een ander kritiekpunt is dat Freud’s theorie zich vooral richt op heteroseksuele ontwikkeling en homoseksualiteit grotendeels negeert. Zijn model suggereert dat heteroseksualiteit de ‘normale’ uitkomst van psychoseksuele ontwikkeling is en dat homoseksuele voorkeuren een afwijking van dit proces zijn.
Toch had Freud zelf een genuanceerdere kijk op homoseksualiteit dan veel van zijn tijdgenoten. Hij geloofde niet dat homoseksualiteit een ziekte was en was tegen pogingen om iemands seksualiteit te ‘corrigeren’. In een beroemde brief uit 1935 schreef hij aan een moeder die vroeg of hij haar homoseksuele zoon kon behandelen:
“Homoseksualiteit kan niet als een ziekte worden geclassificeerd; wij beschouwen het als een variatie van de seksuele functie, veroorzaakt door een andere seksuele ontwikkeling.”
Hoewel Freud homoseksualiteit niet als een stoornis zag, bleef zijn theorie ervan uitgaan dat heteroseksualiteit de standaard was. Moderne psychologie ziet seksualiteit tegenwoordig als iets dat grotendeels wordt beïnvloed door biologische en genetische factoren, en niet als een afwijking van een standaard ontwikkelingspad.
Freud’s blijvende invloed op de psychologie
Ondanks de vele kritiek blijft Freud een van de meest invloedrijke figuren in de psychologie. Veel van zijn theorieën zijn aangepast, bekritiseerd of zelfs verworpen, maar de kern van zijn werk, dat vroege ervaringen een diepe invloed hebben op de persoonlijkheid, wordt nog steeds erkend.
Freud introduceerde concepten zoals het onbewuste, afweermechanismen en innerlijke conflicten, die de basis hebben gelegd voor veel moderne psychologische theorieën en therapieën. Zelfs als zijn psychoseksuele stadia niet letterlijk worden genomen, heeft zijn werk de manier waarop we denken over psychologische ontwikkeling blijvend veranderd.
Hoewel weinig hedendaagse psychologen Freud’s psychoseksuele ontwikkelingsmodel nog volledig onderschrijven, heeft zijn werk een belangrijke bijdrage geleverd aan ons begrip van menselijke ontwikkeling. Zijn grootste nalatenschap is wellicht het idee dat onbewuste invloeden een krachtige rol spelen in menselijk gedrag. Dit inzicht heeft niet alleen de psychologie beïnvloed, maar ook vakgebieden als literatuur, kunst en filosofie.
Freud’s theorie benadrukte ook het belang van vroege ervaringen. Hoewel er nog steeds discussie is over de precieze invloed van vroege versus latere ervaringen, erkennen ontwikkelingspsychologen dat gebeurtenissen in de kindertijd een cruciale rol spelen en blijvende effecten kunnen hebben op iemands leven.
Hedendaagse psychoanalytische theorieën over persoonlijkheidsontwikkeling richten zich minder op Freud’s oorspronkelijke psychoseksuele stadia en meer op geïnternaliseerde relaties en interacties. Ze onderzoeken hoe mensen hun gevoel van eigenwaarde handhaven en hoe vroege relaties de manier beïnvloeden waarop we later in het leven met anderen omgaan. Deze moderne inzichten zijn direct voortgekomen uit de modellen die Freud ooit introduceerde, wat aantoont dat zijn werk, ondanks alle kritiek, nog steeds een onmisbare invloed heeft op de psychologie.
Conclusie
Freud’s theorie over psychoseksuele ontwikkeling blijft een van de meest bekende en controversiële theorieën in de psychologie. Hij stelde dat de persoonlijkheid zich vormt door een reeks stadia waarin het libido zich richt op verschillende erogene zones. Volgens hem kunnen conflicten in deze fasen invloed hebben op de latere persoonlijkheid, wat leidt tot fixaties of bepaalde gedragskenmerken.
Hoewel zijn ideeën baanbrekend waren en een grote invloed hebben gehad op de psychologie, zijn ze ook sterk bekritiseerd. Wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt vaak, en veel van zijn theorieën zijn gebaseerd op casestudies in plaats van empirisch onderzoek. Daarnaast wordt zijn sterke focus op seksualiteit als beperkend gezien, en houden zijn concepten te weinig rekening met culturele verschillen en de voortdurende ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Toch blijven sommige van Freud’s inzichten relevant. Het idee dat vroege ervaringen invloed hebben op de persoonlijkheid, dat het onbewuste een rol speelt in ons gedrag en dat innerlijke conflicten ons kunnen sturen, zijn nog steeds belangrijke thema’s in de psychologie. Freud’s werk mag dan niet onomstreden zijn, het heeft ons denken over de menselijke geest onmiskenbaar gevormd en blijft een inspiratiebron voor psychologen, filosofen en therapeuten wereldwijd.
- Lees ook: Erik Erikson: Wat is de psychosociale ontwikkeling?
- Lees ook: De meest interessante ideeën van Sigmund Freud
Waarom word je steeds verliefd op hetzelfde type?
Lees het artikel Lovemaps: de verborgen blauwdruk van onze liefde.